Zondag 22 april MUSICA ANTIQUA DELFT |
|
De toegang is gratis; na afloop is er een deurcollecte. |
|
klik op de aankondiging of foto voor de website |
|
|
|
Toelichting Op het programma staan werken van Giovanni Gabrieli (1557-1613) en van Jan Pieterszn. Sweelinck (1562-1621). De componist en muziektheoreticus, die deze twee grote componisten en tijdgenoten verbindt, is Gioseffo Zarlino (1517-1590). Deze was op zijn beurt weer leerling van de Vlaming Adriaen Willaert (ca. 1490-1562), die in Venetië werkte als kapelmeester van de San Marco. Zarlino’s belangrijkste opus is de “Instituzioni harmoniche” uit 1558, een gezaghebbende verhandeling over contrapunt en compositie uit de 16de eeuw, die vele componisten als handboek bij het componeren heeft geïnspireerd en geholpen. Naast Andrea en Giovanni Gabrieli en Sweelinck is de beroemdste componist die dit boek heeft bestudeerd misschien nog wel Claudio Monteverdi. Een Joegoslavische musicoloog heeft zo’n 60 jaar geleden dit handboek gevonden met de naam van Monteverdi er in en dit boek was voorzien van ettelijke kanttekeningen en andere aantekeningen van deze meester. Het boek heeft zeker de Venetiaan Giovanni Gabrieli beïnvloed maar ook Nederlander Sweelinck maakte gebruik van dit handboek. Hij paste Zarlino’s regels zelfs in die mate toe dat men er lang van is uitgegaan dat Sweelinck een reis naar Venetië zou hebben gemaakt om bij Zarlino te studeren. Dat blijkt echter niet het geval te zijn geweest. Sweelinck reisde wel, maar binnen de eigen landsgrenzen en verder weten we van slechts reizen naar Antwerpen om daar bij het befaamde atelier van Ruckers een clavecimbel voor de stad Amsterdam te bestellen en op te halen. Van dit clavecimbel is slechts de beschilderde deksel bewaard gebleven. Sweelinck’s buitenlandse contacten bleven verder beperkt tot die met Engelse componisten in de Spaanse Nederlanden (Peter Philips en John Bull) en met zijn voornamelijk Duitse leerlingen (o.a. Samuel Scheidt, Heinrich Scheidemann en Jacob Praetorius). Vandaar dat meer dan 100 jaar later de componist, muziektheoreticus en - historicus Johann Mattheson Sweelinck nog steeds noemt als de “Hamburgischen Organistenmacher”. Gabrieli daarentegen zal via zijn oom Andrea Gabrieli, die organist was van de San Marco, het contrapunt van Zarlino hebben bestudeerd, maar diezelfde oom stuurde hem ook naar München om daar in de Beierse hofkapel onder leiding van Orlando di Lasso te werken en verder te studeren. Gabrieli’s muziek is op twee systemen gebaseerd: het contrapunt van Zarlino en de nieuwere homofonie waarop hij zijn meerkorigheid ten dele baseerde. Die meerkorigheid was dan weer een idee uit het midden van de 16de eeuw en de voornoemde Willaert heeft daarmee zijn grote naam gekregen. Toch is er binnen die meerkorigheid genoeg polyfonie te horen en daarbij is de invloed van Willaert, Zarlino en di Lasso doorslaggevend. Sweelinck componeerde ook meerkorig, maar dat vinden we slechts terug in de paar achtstemmige psalmen die zijn overgeleverd. Sweelinck was verder vooral een groot polyfonist, zowel in zijn vocale werk als in zijn klaviermuziek. Dat merken we aan de psalmen en aan de Cantiones Sacrae, die meer appelleren aan zijn katholieke achtergrond. Waren Gabrieli’s motetten bedoeld om in de San Marco en andere grote kerken in Venetië te worden uitgevoerd, de Franse psalmen en de Latijnse cantiones van Sweelinck werden uitgevoerd in een Amsterdams Collegium Musicum, een vereniging van vooral amateurmusici van gegoede stand. We weten zo dat Constantijn Huygens als jongen ook eens op een viola da gamba meespeelde in Sweelinck’s Collegium Musicum. Omdat hij de gehele middag correct had gespeeld bewonderden alle volwassenen dit wonderkind. Op een gegeven moment maakt hij toch een fout waarop hij van schaamte huilend wegliep. Sweelinck’s clavecimbelwerken horen eigenlijk ook thuis in de sfeer van de huismuziek en huisconcerten, denk daarbij aan de Hooft’s Muiderkring, terwijl de orgelmuziek bedoeld was voor de Oude Kerk in Amsterdam waar Sweelinck organist was, niet in dienst van de kerk, maar in dienst van de stad, aangezien het orgel in die tijd in de protestante eredienst niet gespeeld mocht worden. Huygens heeft daaraan later nog een publicatie gewijd: “Gebruyck of ongebruyck van ’t Orgel in de Kercken van de Vereenigde Nederlanden”. |
|
Karel Smagge |
|
|
|
Handschrift van Sweelinck |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|