Bach schreef de preludium en fuga in b-klein (Duits: h-moll) te Leipzich rond 1729.
Het beginmotief wordt gevolgd door contrasterende fugatische delen.
De fuga is meer zangerig met een mooie melodische lijn in 8e noten. Het lange fugathema wordt later gecombineerd met een kort 2e thema in 16e noten.
De 1e Symphonie (sonate) van Alexandre Guilmant in d klein begint met een stevige introductie met grote akkoorden en gepuncteerd ritme.
Hierna volgt een pedaalsolo met het hoofdthema. De verwerking hiervan op romantische wijze met een 2e thema heeft verwantschap met de werkwijze van César Franck. Dit deel eindigt met een grandioos stretto met canons en fugato’s en een groots slot.
De pastorale begint met de hobo van het 3e klavier en de tegenstem wordt gespeeld met de dulciaan van het positief. Een zangerig Choral wordt afwisselend gespeeld met de vox humana van het zwelwerk.
De virtuoze Finale in d klein met snelle motieven wordt afgewisseld met choral-achtige tussenspelen die steeds weer terugkeren, gespeeld op de verschillende klavieren, waarna het werk met grootse akkoorden en 2- tot 3-stemmig pedaal afsluit.
Olivier Messiaen schreef dit werk in 1932. Het getuigt van de bijzondere, originele orgelstijl
Die Messiaen ontwikkeld heeft. In een extatisch visioen ziet de componist de eeuwige kerk op de wolken verschijnen als een grote kathedraal. Langzaam als een voorbijvarend schip verdwijnt zij weer.
De eerst maat toont de kiemcel van de compositie. Uit deze cel ontwikkelt zich het verloop van het stuk. Onophoudelijk hameren de bassen een syncopisch ritme. Het hoogte punt bevindt zich midden in het werk waar alle dissonante akkoorden in een stralend C groot akkoord oplossen en de eeuwige kerk in haar volle glorie schittert. Dit werk is uitermate geschikt voor een groot orgel en een kathedrale kerk.
Pasticcio is een zeer kort werkje met een speels ritme en heldere registraties.
Staccato akkoorden worden gevolgd door een milder tussenspel met meer melodische lijnen waarna het begin thema weer terugkeert met het volle werk.
De suite gothique van Leon Boëllmann begint met een choral met grote akkoorden.
Het wordt gevolgd door een lichtvoetig menuet met een speels karakter.
De Prière a Notre Dame is een zeer zacht romantisch “Ave Maria” gespeeld met de “strijkende registers” van het orgel.
Hierna volgt de overbekende toccata met het gepuncteerde thema in het pedaal en virtuoze begeleiding met snelle 16e noten op het manuaal.